Het zonnestelsel bestaat uit: (de goede volgorde)
De zon (ster)
Mercurius (planeet)
Venus (planeet)
)Aarde (planeet)
Mars (planeet)
Jupiter (planeet)
Saturnus (planeet)
Uranus (planeet)
Neptunus (planeet)
Pluto ( dwerg planeet, pluto hoort officeel niet meer bij het zonnestelsel)
De Zon is een gele dwerg, een ster uit de middelgrote klasse. Ze is met een massa van zo'n 1,989 × 1030 kg (1989 quadriljoen ton) verreweg het zwaarste object in ons zonnestelsel. De Zon bevat 99,86% van de massa van ons volledige zonnestelsel. Deze massa bestaat voornamelijk uit waterstof, in de buitenste lagen zo'n 91 molprocent of 70 massaprocent. Het andere veelvoorkomende element is helium, zo'n 9 molprocent of 28 massaprocent. In het centrum van de Zon, waar door kernfusie waterstof wordt omgezet in helium, is het gehalte aan waterstof vermoedelijk lager (35 massaprocent) en dat aan helium hoger (63 massaprocent).
Afmetingen van de Zon
De Zon heeft een diameter van 1 392 684 km met een onzekerheid van 130 km. Dit komt overeen met een diameter die 109 maal de diameter van de Aarde bedraagt, waarmee de Zon het grootste hemellichaam in het zonnestelsel is. De Aarde past er meer dan een miljoen keer in. De straal van de Zon is bijna twee keer zo groot als de afstand tussen de Aarde en de Maan. De oppervlakte van de Zon bedraagt ruwweg 6,1 biljoen vierkante km. Dat is 12 500 maal zoveel als de oppervlakte van de aarde
Plaats van de Zon in de Melkweg
De Zon bevindt zich op ongeveer 27 000 lichtjaar van het centrum van ons sterrenstelsel de Melkweg (dit centrum is vermoedelijk een reusachtig zwart gat), in de ongeveer 100 000 lichtjaar brede en 3000 lichtjaar dikke galactische schijf. De Zon beweegt zich met een snelheid van ongeveer 220 km/s in ongeveer 226 miljoen jaar eenmaal rond het centrum van ons sterrenstelsel. Binnen de Melkweg is het een onopvallende, min of meer gemiddelde ster
Mercurius is de dichtst bij de zon staande en tevens kleinste planeet in ons zonnestelsel. De planeet is vernoemd naar de Romeinse god Mercurius vanwege de snelle draai om de zon. Net als de Aarde is het een terrestrische planeet met een vast oppervlak dat veel overeenkomsten vertoont met dat van de Maan. Opmerkelijk is dat deze kleine planeet een vrij sterk magnetisch veld vertoont. Mercurius heeft geen manen.
Mercurius kent enorme temperatuurverschillen tussen dag en nacht. Overdag is de temperatuur 430 graden en `s nachts -180 graden. Een oorzaak hiervan ligt in de rotatietijd: een aswenteling duurt ruim 58 aardse dagen (2/3 van de omlooptijd). In combinatie met de omloop om de zon in 88 dagen duurt één dag op Mercurius ruim 176 aardse dagen. Vroeger dacht men dat de rotatieperiode ook 88 dagen bedroeg. De hoogte van de maximumtemperatuur komt door de relatief korte afstand tot de zon en de grote verschillen door het (vrijwel) ontbreken van een atmosfeer. Het zonlicht op Mercurius' oppervlak is ongeveer negen keer zo intens als op aarde omdat Mercurius drie keer zo dicht bij de zon staat
Venus is vanaf de zon gezien de tweede planeet van ons zonnestelsel. De planeet is vernoemd naar Venus, de Romeinse godin van de liefde. Vanaf Aarde gezien is Venus op de zon en de maan na het helderste object aan de hemel. Vanwege het feit dat Venus net als Mercurius een binnenplaneet is en daarom vanaf de aarde gezien altijd betrekkelijk dicht bij de zon staat, is Venus alleen zichtbaar gedurende een ½ à 4 uur na zonsondergang of vóór zonsopkomst. Daarom wordt Venus ook wel de avondster of morgenster genoemd.
Venus is een terrestrische planeet en ze heeft ongeveer dezelfde grootte, massa en samenstelling als de Aarde. Venus heeft de dichtste atmosfeer van alle lichamen in het zonnestelsel. Die atmosfeer bestaat voornamelijk uit koolstofdioxide. Een dikke laagwolken van zwavelzuur omringt de planeet, zodat het oppervlak vanuit de ruimte niet te zien is. De dikke atmosfeer vormt een sterk isolerende laag die voor een extreem sterk broeikaseffect zorgt. Vanwege de hoge temperatuur aan het oppervlak is er op Venus geen vloeibaar water mogelijk; als dit ooit aanwezig geweest is, is het verdampt en daarna aan de zwaartekracht van de planeet ontsnapt. Venus is een vulkanisch actieve planeet, maar in tegenstelling tot de Aarde komt er geen platentektoniek voor.

Aarde (soms de wereld of Terra genoemd) is vanaf de Zon gerekend de derde planeet van ons zonnestelsel. Hierin behoort ze tot de naar haar genoemde "aardse planeten", waarvan ze zowel qua massa als qua volume de grootste is. Op de Aarde komt levenvoor: ze is de woonplaats van miljoenen soorten organismen. Of ze daarin alleen staat is onduidelijk, maar in de rest van het heelal zijn tot nog toe nergens sporen van leven, nu of in het verleden, gevonden. Radiometrische dateringen hebben uitgewezen dat de Aarde 4,57 miljard jaar geleden is ontstaan en het leven maximaal 1 miljard jaar daarna. Sinds het ontstaan van leven op Aarde heeft de biosfeer (het leven) de aardatmosfeer zuurstofrijk gemaakt, zodat aerobe organismen er kunnen overleven, en de ozonlaagkon ontstaan. Die beschermt het aardoppervlak tegen schadelijke ultravioletstraling, zodat leven op het land mogelijk is.
Het aardoppervlak is voor 71% bedekt met water in de vorm van zeeën en oceanen, de rest bestaat uit continenten en eilanden. Water is noodzakelijk voor het overleven van alle bekende levensvormen.
De lithosfeer, de buitenste laag van de vaste Aarde, is verdeeld in een aantal rigide platen of schollen, die op een geologische tijdschaal (over miljoenen jaren) langzaam over het aardoppervlak bewegen. Deze beweging veroorzaakt de vorming van gebergten en vulkanisme. Onder de lithosfeer bevindt zich de langzaam convecterende aardmantel. De stroming in de mantel veroorzaakt de bewegingen van de platen en vulkanisme aan het aardoppervlak. Onder de mantel bevinden zich een vloeibare buitenkern (waarin het aardmagnetisch veld wordt opgewekt) en een vaste binnenkern. Dit magnetisch veld beschermt het leven tegen de zonnewind en kosmische straling.
De Aarde draait om de Zon in dezelfde tijd dat ze 366,26 maal om haar eigen as draait. Deze tijdsduur wordt een siderisch jaargenoemd. Omdat de rotatie van de Aarde om haar as en de baan van de Aarde om de Zon dezelfde richting volgen (vanaf de noordpool gezien tegen de wijzers van de klok in) is de lengte van het jaar in zonnedagen gemeten precies één dag korter, namelijk 365,26 dagen.
De aardas staat in een hoek van 23,439281° met het vlak waarin de aardbaan ligt, wat de seizoenen veroorzaakt. De Aarde heeft één natuurlijke satelliet, de Maan, die vlak na de vorming van de Aarde moet zijn ontstaan. De aantrekkingskracht van de Maan veroorzaakt getijden in de oceanen, stabiliseert de hellingshoek van de aardas en doet de rotatiesnelheid van de planeet langzaam afnemen.
Mars is vanaf de zon geteld de vierde planeet van ons zonnestelsel, om de zon draaiend in een baan tussen die van de Aarde en Jupiter. De planeet is kleiner dan de Aarde en met een (maximale) magnitude van -2,9 minder helder dan Venus en meestal minder helder dan Jupiter. Mars wordt wel de rode planeet genoemd maar is in werkelijkheid eerder okerkleurig. De planeet is vernoemd naar de Romeinse god van de oorlog. Mars is gemakkelijk met het blote oog te zien, vooral in de maanden rond een oppositie. 's Nachts is Mars dan te zien als een heldere roodachtige "ster" die evenwel door zijn relatieve nabijheid geen puntbron is maar een schijfje. Daarom flonkert Mars niet zoals een verre rode ster als Aldebaran.
Mars is een terrestrische planeet met een ijle atmosfeer. Het oppervlak is op sommige plekken net zoals dat van de Maan bezaaid met inslagkraters, terwijl op andere plaatsen net zoals op de Aarde, vulkanen, valleien, zandduinen en poolkappen voorkomen. Verder komen ook de rotatieperiode ("dag") en de wisselingen van de seizoenen op Mars overeen met die van de Aarde.
Voor de tijd van de ruimtevaart werd vaak gedacht dat er leven en vloeibaar water op Mars voorkwamen. Nadat in 1965 de ruimtesonde Mariner 4 langs Mars vloog werd aangenomen dat geen van beide het geval kon zijn. In 2003 werd echter uitsluitsel hierover verkregen met de ESAsonde Mars Express, die water in de vorm van waterdamp en ijs ontdekte.[1] In 2008 werden door de ruimtesonde Phoenix ijsmonsters rechtstreeks onderzocht.Waarnemingen door de Mars Reconnaissance Orbiter hebben mogelijk stromend water ontdekt tijdens de warmste maanden op Mars.
Mars heeft twee manen, Phobos en Deimos, beide kleine onregelmatig gevormde objecten. Er is wel verondersteld dat deze twee manen door de zwaartekracht van Mars ingevangen planetoïden zijn.
Jupiter is vanaf de zon gezien de vijfde en tevens grootste planeet van ons zonnestelsel. Net als Saturnus is Jupiter een gasreus, hij beschikt dus niet over een vast oppervlak. Zoals de aardse planeten terrestrische planeten genoemd worden, worden gasreuzen ook wel Joviaanse planeten genoemd. Deze naam is afkomstig van het Latijnse Iovis, de genitief van het woord Jupiter. Joviaans betekent vrij vertaald Jupiterachtigof van Jupiter.
De planeet is vernoemd naar de Romeinse oppergod Jupiter.
Grote rode vlek
Eén van de opvallendste eigenaardigheden van Jupiter is de grote rode vlek iets ten zuiden van de evenaar. Deze vlek wordt veroorzaakt door een anti-cycloon die al minstens 300 jaar voortraast. De rode vlek is drie keer zo groot als de aarde. Sinds de eerste waarnemingen in het begin van de 18e eeuw is de vlek in omvang afgenomen. Desondanks heeft de grote rode vlek de kleine rode vlek verslonden, doordat deze te dicht bij de grote rode vlek kwam.
Vergeleken met 100 jaar eerder was de vlek in 2000 in grootte gehalveerd. Het is niet bekend of dit wordt veroorzaakt door schommelingen of dat de vlek ooit volledig zal verdwijnen.
De grote rode vlek werd voor het eerst waargenomen in 1664 door de Engelsman Robert Hooke

Saturnus is van de zon af gerekend de zesde planeet in ons zonnestelsel en op Jupiter na de grootste. Beide zijn gasreuzen en zogenaamde 'buitenplaneten'. Saturnus is vernoemd naar de Romeinse god van de landbouw, Saturnus. Saturnus is al sinds de prehistorie bekend.
Ringen
Alle gasplaneten uit ons zonnestelsel vertonen een systeem van ringen, maar dat is pas op het einde van de 20e eeuw ontdekt. Het ringensysteem van Saturnus is verreweg het opvallendste en ook al veel eerder waargenomen. In 1610 keek Galileo Galileinaar Saturnus en zag drie objecten in plaats van één. Vol verbazing hield Galilei het er op dat de planeet twee handvatten (ansae) had. Toen hij twee jaar later nog eens keek waren deze verdwenen waarna ze twee jaar later weer verschenen, nu duidelijker dan ooit. Een halve eeuw later kon Christiaan Huygens dankzij de verbeterde telescooptechniek in 1655 als eerste bevestigen dat deze ansae eigenlijk een ring rond de planeet was. Huygens beschreef een dunne platte ring die de planeet nergens raakte. Dit werd aanvankelijk met enige scepsis ontvangen, maar werd door Richard Hooke en Giovanni Cassini bevestigd.
Cassini toonde in 1675 aan dat de ring in werkelijkheid uit twee ringen bestond, waartussen zich een scheiding bevond die later de naam Cassinischeiding kreeg. In 1858 bewees James Clerk Maxwell dat de ringen gruis en stukjes rots moesten bevatten.

Uranus is de op twee na grootste en vanaf de Zon gezien de zevende planeet van ons zonnestelsel. Deze ijsreus is vernoemd naar de god Uranus, ook wel Ouranos, de personificatie van de hemel, uit de Griekse mythologie. Met het blote oog is Uranus net te zien maar alleen als hij in oppositie staat, onder zeer gunstige omstandigheden en als bekend is waar gezocht moet worden komt de helderheid in de buurt van de grens van wat nog met het blote oog gezien kan worden. Met een gewone verrekijker is Uranus beter te zien als een zwak "sterretje", maar zelfs met een grote telescoop blijft Uranus niet meer dan een groenachtig schijfje. Uranus was in de oudheid dan ook niet bekend. Het is de eerste planeet die sedert de uitvinding in de 16e eeuw van de telescoop is ontdekt. Samen met Neptunus vertoont Uranus grote overeenkomsten met de kern van de gasreuzen Jupiter en Saturnus. Het grote verschil met deze planeten is de afwezigheid van een omringende mantel van metallisch waterstof. De kern bestaat vermoedelijk uit nikkelijzer en silicaten met daaromheen een mantel van water, methaan, ammoniak en waarschijnlijk nog enkele losse elementen. Aan de buitenkant bevindt zich een laag van vloeibaar waterstof, helium en methaan, welke stoffen naar het oppervlak toe steeds meer gasvormig worden. Ondanks de afwezigheid van metallisch waterstof rondom de kern, heeft Uranus wel een magnetisch veld. Het magnetisch veld van Uranus wordt gevormd door de aanwezigheid van hoog geleidende deeltjes diep in de vloeibare mantel van de planeet.
Maak jouw eigen website met JouwWeb